Prelex Consult
Wwft training en auditing

Wwft Nieuws


Terug naar overzicht

08-05-2024

Vermoeden van witwassen, omdat de vastgestelde WOZ-waarde een aanzienlijke waardestijging laat zien die niet slechts is te verklaren met de investering en de marktontwikkeling ter plaatse.

Uit een recente uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam blijkt dat de waarde van de woning als bedoeld in de Wet waardering onroerende zaken met ingangsdatum 1 januari 2001, voor de periode 2001-2005 door de gemeente Hoorn is vastgesteld op € 657.073,- ofwel ƒ 1.448.000,-. Op grond van het bepaalde in artikel 18, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: WOZ-waarde) betreft dit de waarde - na verbouwing - per 1 januari 2001.

Vermoeden van witwassen

Volgens het hof is niet gebleken dat van de zijde van de verdachte bezwaar is gemaakt tegen de destijds per 1 januari 2001 vastgestelde WOZ-waarde. Gelet op het feit dat de WOZ-waarde de basis vormt voor het vaststellen van gemeentelijke belastingen en ook voor het eigen woningforfait in de inkomstenbelasting, zou het in de rede hebben gelegen dat dit door de verdachte was gedaan in het geval die waarde naar haar idee (veel) te hoog zou zijn vastgesteld.

Het hof beschouwt om die reden de WOZ-waarde als een reële indicatie van de waarde van de woning na de verbouwing.
Uitgaande van voornoemde WOZ-waarde stelt het hof dan ook vast dat sprake is geweest van een aanzienlijke waardestijging van de woning (van kennelijk bijna één miljoen gulden), welke waardestijging niet (uitsluitend) kan worden toegeschreven aan het weer bewoonbaar worden van de woning (ten opzichte van de taxatie per 2 februari 2000) dan wel de marktontwikkeling zoals door de verdediging is gesteld.

Uit het ter zake door de verbalisant gedane onderzoek naar de lokale woningmarkt blijkt wel dat er in die periode sprake is geweest van een prijsstijging. In het eerste kwartaal van het jaar 2000 was de mediane transactieprijs voor vrijstaande woningen in de regio West Friesland € 250.000,-. De mediane transactieprijs was in het eerste kwartaal van het jaar 2001 € 280.000,-. Dit betekent een stijging van 12%. De forse waardestijging van de stolpboerderij is daarmee voor een deel te verklaren door de door de verdediging aangevoerde reden. Dit laat onverlet dat dit geen verklaring biedt voor de gehele waardestijging van de boerderij (van bij benadering bijna ƒ 900.000,- (ƒ 1.448.000,- minus ƒ 550.000,-), zodat het hof van oordeel is dat de verbouwing van de stolpboerderij een significante rol heeft gespeeld bij die stijging en derhalve dat het geïnvesteerde geld meer moet hebben bedragen dan de door de verdachte opgegeven ƒ 200.000,-.

Aldus is er een vermoeden dat de boerderij zoals die was na de verbouwing in 1999/2000 mede tot stand is gebracht door onverklaard vermogen, hetgeen een vermoeden van witwassen oplevert.

De uitspraak van het hof is te lezen via onderstaande link.

Uitspraak; Gerechtshof Amsterdam



Terug naar overzicht