Prelex Consult
Wwft training en auditing

Wwft Nieuws


Terug naar overzicht

18-12-2023

Bank mocht bankrelatie opzeggen met haar klant, omdat de bank het cliëntenonderzoek van de Wwft niet kon voltooien.

De rechtbank oordeelt dat de bank de bankrelatie met haar klant mocht opzeggen. De bank heeft in 2020 het klantonderzoek gestart. Zij heeft daarbij onder andere gevraagd naar de omzet van een onderneming van haar klant, die op dat moment voor 80% uit contante stortingen bedroeg. Deze contante betalingen waren al vanaf in ieder geval vanaf 2015 gespreksonderwerp tussen partijen. Hoewel de klant betwist dat partijen concrete afspraken hebben gemaakt over het toegestane percentage aan contante stortingen, blijkt uit de stukken dat de bank in ieder geval sinds 2015 bij twee ondernemingen van haar klant het onderwerp heeft aangekaart en dat de bank hen ook aanstuurde om de contante stortingen fors terug te dringen. In 2017 had één van de ondernemingen de contante geldstromen teruggebracht naar het door de bank gewenste niveau, maar de andere onderneming niet en in 2020 nog steeds niet.

De bank stelde terecht vragen over het extreem hoge percentage aan contante stortingen en wie de afnemers zijn. De omstandigheden die de rechtbank daarbij meeweegt zijn: i) de onderneming richt zich op consumenten, zodat contante stortingen eerder uitzondering dan regel zijn, ii) 2020 was een coronajaar, waarin contante betalingen werden ontmoedigd en iii) bij contante betalingen kan de bank niet vaststellen wie de kopers zijn en welke artikelen zij kopen. de bank had dus - gelet op haar verplichtingen uit de Wwft - voldoende grond om hierover vragen te stellen en aan te dringen op beantwoording daarvan.

Anders dan de klant stelt, oordeelt de rechtbank dat zij de vragen van de bank niet (concreet) heeft beantwoord. Weliswaar heeft de klant gereageerd op de vragen van de bank, maar die reactie komt erop neer dat de klant geen documentatie van derden zal verstrekken. Zij verwees verder naar de correspondentie uit 2017 en gaat niet in op de vragen die de bank in augustus 2020 (dus drie jaar later) aan de klant heeft gesteld. Daarnaast nodigt de klant de bank uit om langs te komen op het kantoor van de klant om de administratie in te zien, omdat deze volgens de klant te omvangrijk is om toe te sturen. Hierover heeft de bank herhaaldelijk verklaard dat een bedrijfsbezoek niet past bij de uitvoering van het klantonderzoek, omdat zij de opgevraagde informatie moet kunnen reproduceren richting de toezichthouders. Na deze uitleg en het in 2021 herhaalde verzoek van de bank om informatie toe te sturen, had de klant moeten begrijpen dat haar antwoord niet volstond.

Daarnaast heeft de bank gedurende het klantonderzoek aanvullende vragen gesteld aan de klant. Ook voor deze vragen had de bank voldoende reden om ze te stellen. De bank wijst op diverse aspecten van de bedrijfsvoering van met name de twee ondernemingen van de klant, waarin aanwijzingen zijn gelegen dat zij zich met transacties bezighouden die niet door de beugel kunnen, zoals witwassen en het faciliteren van illegale hennepteelt.

Uitspraak: Rechtbank Amsterdam



Terug naar overzicht