Prelex Consult
Wwft training en auditing

Wwft Nieuws


Terug naar overzicht

23-10-2023

Buitenlandse aanbieder van virtuele valuta moet haar activiteiten in Nederland staken, omdat de aanbieder niet de vereiste registratie heeft op grond van artikel 23b, eerste en tweede lid, en artikel 23c, derde lid, van de Wwft.

Een buitenlandse aanbieder van virtuele valuta krijgt via een besluit een last onder dwangsom van De Nederlandsche Bank (DNB) om haar activiteiten in Nederland te beëindigen, omdat de aanbieder niet beschikt over een registratie voor het aanbieden van die diensten in Nederland.
Naar aanleiding van dit besluit verzoekt die aanbieder van virtuele valuta een voorlopige voorziening bij de rechter om dit besluit te vernietigen.

DNB nam dit besluit, omdat de buitenlandse aanbieder van virtuele valuta nog steeds actief en zonder registratie bij DNB via een app in de Nederlandse Apple App Store en Google Play Store haar diensten aanbiedt met betrekking tot virtuele valuta aan klanten in Nederland die zij voorheen actief heeft geworven. Naar aanleiding van het feit dat de aanbieder van virtuele valuta de dienstverlening aan deze (reeds geworven) Nederlandse klanten niet heeft beëindigd en dus voortzet, heeft DNB op grond van artikel 29, aanhef en onder a, van de Wwft aan de aanbieder van virtuele valuta een last onder dwangsom opgelegd. Deze last onder dwangsom strekt ertoe dat zij deze overtreding van artikel 23b, eerste en tweede lid, en artikel 23c, derde lid, van de Wwft alsnog binnen acht weken beëindigd op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500.000 voor iedere week dat niet volledig aan de last is voldaan, met een maximum van € 4.000.000. De aanbieder van virtuele valuta dient de overtreding te beëindigen door haar diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta en bewaarportemonnees niet langer in Nederland aan te bieden zonder de daarvoor vereiste registratie bij DNB, en de overtreding ten aanzien van lopende overeenkomsten met haar Nederlandse klanten te beëindigen.

DNB kwam tot de registratieplicht omdat de buitenlandse aanbieder van virtuele valuta zich met haar diensten specifiek richt op de Nederlandse markt en beroept zich daarbij op een uitspraak van het Europese Hof van Justitie.

In die uitspraak neemt het Europese Hof daarbij in overweging dat vóór het sluiten van de overeenkomst met de consument aanwijzingen moeten zijn dat de aanbieder van plan was om diensten aan te bieden met consumenten die woonplaats hebben in andere lidstaten, in die zin dat hij bereid was om met deze consumenten een overeenkomst te sluiten. Het feit dat op de website van de aanbieder enkel een nationaal adres en telefoonnummer wordt vermeld, is geen aanwijzing. Volgens het Hof valt onder de relevante aanwijzingen in zijn algemeenheid ‘elke duidelijke uitdrukking van de wil om de consumenten in [een bepaalde] lidstaat als klanten te winnen’. Het hof geeft vervolgens een niet limitatieve lijst van aanwijzingen die ‘eventueel in hun onderling verband beschouwd’ het bewijs leveren dat een activiteit gericht is op de lidstaat waar de consument woont. Enkele voorbeelden daarvan zijn het feit dat de aanbieder een zoekmachinedienst (zoals Google) betaalt om advertenties te laten zien in andere of meerdere lidstaten, of dat de aanbieder op zijn website reviews van klanten uit andere lidstaten laat zien. Andere aspecten die relevant kunnen zijn, zijn bijvoorbeeld het internationale karakter van de dienst, het feit dat de website in een andere taal kan worden geraadpleegd of het feit dat met andere munteenheden kan worden betaald. Uit deze jurisprudentie kan worden afgeleid dat meerdere factoren relevant kunnen zijn bij het bepalen van een antwoord op de vraag of een aanbieder zich richt op de Nederlandse markt. Per geval of per aanbieder zal moeten worden bepaald of dit het geval is.

DNB kwam met de volgende relevante aanwijzingen dat de aanbieder van virtuele valuta zich op de Nederlandse markt richt:

- De aanbieder deed aan ‘Affiliate marketing’ hetgeen een specifieke vorm van marketing is waarmee met relatief beperkte inspanningen op grote schaal een bepaald product of dienst kan worden gepromoot. Het doel van deze vorm van marketing is dat bezoekers via een link op bijvoorbeeld de website van een affiliate in Nederland de website van de adverteerder bezoeken en een (aankoop-) beslissing nemen over het daar aangeboden product of dienst van de adverteerder. In het huidige tijdsgewricht is dit een effectieve en efficiënte manier van reclame maken en dit geldt met name voor cryptodienstverlening nu dat uitsluitend digitaal plaatsvindt.
- Daarnaast was er volgens DNB ook sprake van een referral programma, hetgeen ook een vorm is van marketing. Bij die vorm van marketing worden klanten van een bedrijf beloond voor het aanbrengen van nieuwe klanten. Aangezien een bedrijf bereid is om geld te betalen aan bestaande klanten die nieuwe klanten aanbrengen, heeft zo’n programma enkel als doel om - via bestaande klanten - nieuwe klanten te werven, deze nieuwe klanten ertoe aan te zetten ook de producten of diensten van dat bedrijf af te nemen en aldus de omzet van het bedrijf te vergroten. Het referral programma stond alleen open voor nieuwe klanten die in hetzelfde land woonachtig zijn als de bestaande klant, in dit geval Nederland.
- Verder was er sprake van verwijzingen naar Nederland op de website van de buitenlandse aanbieder van virtuele valuta.
- Tot slot kunnen de wisseldiensten tussen virtuele en fiduciaire valuta en de bewaarportemonnees ook worden verricht/gebruikt via een specifieke App, die beschikbaar is in de Nederlandse Apple App Store en Google Play Store. De App wordt zichtbaar als op specifiek woorden wordt gezocht in bijvoorbeeld de Google Play Store. Een cruciaal verschil met een website die doorgaans een mondiaal karakter heeft, is dat een uitgever van een App zelf kan bepalen in welke landen deze beschikbaar moet zijn.

Uit het voorgaande volgt volgens de voorzieningenrechter dat de aanbieder van virtuele valuta haar diensten met betrekking tot virtuele valuta in Nederland heeft aangeboden en nog steeds aanbiedt, en dat hiervoor de registratieplicht geldt.
Er bestaat volgens de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek daartoe zal dan ook worden afgewezen.

Uitspraak: Voorlopige voorziening - Rechtbank Rotterdam



Terug naar overzicht