Prelex Consult
Wwft training en auditing

Wwft Nieuws


Terug naar overzicht

25-09-2023

Wwft verplichting van bank is geen publiekrechtelijke taak en van optreden als hulppersoon van de overheid is ook geen sprake.

De eiseres in deze zaak vraagt aan de rechtbank voor recht te verklaren dat de opzegging van de bankrelatie onrechtmatig was, omdat die opzegging van de bankrelatie onder meer in strijd zou zijn met de artikelen 6, 7 en 8 van het EVRM waaronder recht op een eerlijk proces en onschuldpresumptie.

De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de bank een (al dan niet gedelegeerde) publiekrechtelijke bevoegdheid/taak uitoefent. De rechtbank overweegt daarbij dat aan artikel 6 EVRM (recht op een eerlijk proces en onschuldpresumptie) geen directe horizontale werking toekomt, nu deze bepaling zich richt tot de overheid en niet tot private partijen (zoals in casu de bank). Dat op de bank een meldingsplicht ten aanzien van ongebruikelijke transacties rust, maakt niet dat zij enige opsporingsbevoegdheid heeft of fungeert als (verlengstuk van een) opsporingsinstantie. Banken hebben op grond van de Wwft - die de Nederlandse implementatie is van Richtlijn 2015/849 - een verantwoordelijkheid bij het signaleren van zogenoemde financieel-economische criminaliteit en andere integriteitsrisico’s. Zij moeten zoveel mogelijk voorkomen dat het financiële systeem voor oneigenlijke doelen wordt misbruikt. Daartoe moeten zij onderzoek doen naar hun cliënten en de verzamelde informatie actueel houden (artikel 3 e.v. Wwft). Dit is geen publiekrechtelijke taak en van optreden als hulppersoon van de overheid is geen sprake. De Wwft schrijft niet (per geval) voor hoe het cliëntenonderzoek moet worden verricht, maar wel tot welk resultaat het onderzoek moet leiden. Als een bank onvoldoende inhoud kan geven aan haar verplichting om cliëntonderzoek uit te voeren - waarmee het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet is te overzien - moet zij de relatie met die cliënt beëindigen (artikel 5 lid 3 Wwft). Het is voor de beëindiging van de relatie niet noodzakelijk dat er concrete bewijzen zijn dat de cliënt betrokken is bij criminele activiteiten. Banken hebben geen formele opsporingsbevoegdheden en zijn voor het cliëntenonderzoek afhankelijk van informatie uit openbare bronnen en informatie van de cliënt zelf. De cliënt is verplicht de bank te voorzien van de nodige informatie over - onder meer - zijn activiteiten als mede bepaald in artikel 2 lid 2 en artikel 3 ABV. De bank mocht dus de informatie inwinnen die zij heeft ingewonnen en die zij ook ook heeft gekregen. Op grond van de door haar verkregen informatie mocht de bank voorts tot de conclusie komen dat het risico van misbruik van de door haar aangeboden producten en diensten niet is te overzien.

Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat de opzegging van de bancaire relatie met eiseres door de bank in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is.

Uitspraak: Rechtbank Zeeland-West-Brabant



Terug naar overzicht